Hierbij moet een onderscheid gemaakt worden tussen gezelschapsdieren en landbouwhuisdieren.
Gezelschapsdieren zijn dieren die de mens in of rond het huis houdt en verzorgt om zichzelf te plezieren bv. honden, katten, konijnen, knaagdieren, duiven, vissen, kooi- en volièredieren. Konijnen, kippen, kalkoenen, kwartels, parelhoenders, eenden, ganzen en fazanten zijn dat ook indien er geen commerciële opbrengst aan verbonden is zoals de productie van vlees, wol, pels, eieren, pluimen of huiden.
Runderen, schapen, geiten, varkens, hangbuikzwijnen en herten zijn landbouwhuisdieren.
Is je dier overleden, dan ben je in het geval van landbouwhuisdieren verplicht om het door een erkend bedrijf te laten ophalen.
In geval van gezelschapsdieren, heb je verschillende mogelijkheden. Je kan het dier laten ophalen door een erkend bedrijf. Je kan het dier ook laten verbranden, begraven en eventueel opslaan door een diercrematoria en –begraafplaatsen.
Eventueel kan je het dode dier brengen naar een dierenasiel, op voorwaarde dat deze beschikt over een vergunning voor de opslag van dierlijk afval.
Een laatste mogelijkheid is het begraven in eigen tuin. Hieraan zijn een aantal voorwaarden verbonden:
- het dier mag niet gestorven zijn aan een overdraagbare ziekte op mens of dier,
- enkel begraven in een zanderige grond is toegestaan,
- het dier mag niet meer dan 10 kg wegen,
- de put moet minstens een halve meter diep zijn, en dier moet boven het grondwaterniveau liggen, en
- er mogen geen plastic zakken of andere slecht afbreekbare verpakkingen in de grond.